Geschiedenis

Geschiedenis

Al van verre is de kerktoren te zien van de Sint-Martinuskerk van Woudrichem. Voor hen die Woudrichem willen bezoeken is het een oriëntatiepunt, waar onze vestingstad te vinden is. 

 

Inleiding

In de veertiende eeuw is Woudrichem zodanig gegroeid, dat heer Willem V van Altena in 1356 stadsrecht verleent. De burgers kunnen nu zelf recht spreken. De graaf van Holland verplaatst in datzelfde jaar de grafelijke riviertol van Niemandsvriend, tegenover het huidige Sliedrecht, naar Woudrichem. Hierdoor en door andere voorrechten, zoals het visrecht uit 1362 – verleend door Dirk Loef van Horne, de opvolger van Willem V – komt de plaats tot bloei. In deze tijd moet ook de  Martinuskerk gebouwd zijn. In 1386 begon men aan de stadsmuur.

De geschiedenis van deze kerk is een stukje van de historie van dit oude stadje. Aan het eind van de 7e eeuw zou op de plaats waar nu het koor van de kerk staat, een kapel zijn gesticht, door een medewerker en reisgenoot van Bisschop Willibrord. Later, in de 15e eeuw is pas de kerkruimte aan deze kapel vastgebouwd.

 

Het koor

Vroeger was onze Martinuskerk een katholieke kerk. Met inbegrip van het hoogaltaar stonden er 10 altaren die aan 10 heiligen waren gewijd. Op de plaats waar nu de kleine kansel in het koor staat, stond het grote hoogaltaar, waar men de Mis hield. In die tijd was er nog geen muur tussen het koor en de rest van de kerk.

In de meeste middeleeuwse kerken in Nederland herinneren slechts sporen in vloeren en muren nog aan de liturgische praktijk vóór de Reformatie. Waar de calvinisten de altaren en beelden grondig verwijderden, bleven de nissen in de muren ongemoeid. Hier, bij de ingang van de koordeur, is in de muur een smalle spleet met glas die hagioscoop (‘keker naar het heilige’) wordt genoemd, een laag venster dat uitzicht gaf op het altaar. Zo kon de mis gevolgd door mensen die de koorruimte niet in mochten omdat ze een besmettelijke ziekte hadden (denk aan lepra-lijders).

 

De kerkzaal

Midden onder het orgelbalkon ligt de grafsteen van Aernt van Eck, burgemeester van Woudrichem en zijn rouw Cornelia van Sevender anno 1613. Vooraanstaande personen werden vroeger in de kerk begraven. In de grote kerkruimte kun je het gevoel krijgen dat hier de stilte van eeuwen heerst: de geweldige ruimte, de statige banken, het rijk versierde orgel. Zo uit het alledaagse drukke gewoel stap je hier een andere wereld binnen, waar een moment van bezinning gezocht kan worden. Bij binnenkomst door de hoofddeur valt een bordje in het oog met het opschrift “de gebruikers van de tabak worden verzocht zich van spuwen te onthouden”. Vroeger werd er door de mannen pruimtabak gebruikt. Na enige tijd spuwden ze het tabaksvocht op de grond, blijkens dit bord was het kerkbestuur hier niet van gediend. Naast de hoofddeur staat de hoge herenbank. Vroeger hadden daar de invloed rijke families hun plaats, families die ook de kerk regeerden en bepaalde wat er gebeurde.

Aan de torenzijde van de kerk hangen borden. De namen op deze borden geven een overzicht van de predikanten die in Woudrichem Gods woord mochten verkondigen. De eerste predikant was nog een priester die opgeleid werd tot predikant. 

 

Het orgel

Het orgel is een blikvanger in de kerkzaal. Het front van het orgel is in 1680 geschonken aan de Kloosterkerk door stadhouder Willem III.  Het orgel is aangekocht van de Kloosterkerk in den Haag voor achthonderd gulden. In 1865 is het orgel ingebruik genomen. Tijdens de laatste restauratie in de jaren ‘70 ontdekte men onder de witte verflaag bladgoud en is het orgelfront inoude luister hersteld. In 1980 heeft de Firma Blank uit Herwijnen er een nieuw barokorgel ingebouwd.

 

Brand en restauraties

In 1573 is een groot deel van Woudrichem in de as gelegd, alleen de muren van de kerk zijn overgebleven. Oorzaak van de brand was, dat de vestingstad aan de Spanjaarden moest worden prijsgegeven, de bewoners hebben toen de kerk en hun huizen in brand gestoken. Geld om te herbouwen was er niet. In de Hollandse steden werd een bedrag bij elkaar gebracht, voor de herbouw van de kerk. In 1621 was de kerk herbouwd. Het jaartal in de een na laatste balk getuigd hiervan, je kunt daar lezen ‘Anno 1621’. Na een paar rustige eeuwen werd de kerk in 1841 gemoderniseerd en verbouwd.

Bij de laatste restauratie in 1979 werd de voet van het doopvont opgegraven, dit is nog een overblijfsel uit de tijd dat de kerk Rooms-Katholiek was. Op de oude voet werd een nieuw doopvont gemaakt. 

 

De toren

Bij de brand van 1573 raaktenook de ruimtes in de torem beschadigd. Bij een hevige storm in 1717 moest ook de spits het ontgelden. Sinds die tijd is de toren van een spits verstoken gebleven. Wanneer je de 34 meter hoge Martinustoren goed bekijkt, zie je dat de toren is versierd met uit zand gebeitelde koppen. De afbeeldingen zijn van graven, soldaten en vrouwen. Over de betekenis ervan is weinig bekend. In het plafond van de Toren is het wapen van Woudrichem geschilderd, een goud schild met twee zalmen, die herinneren aan de zalmvisserij van vroeger.